Van Kim tot Kim

Ik probeer me wel eens voor te stellen dat ik Noord Koreaan ben. Een nachtmerrie overdag, zeg maar. Niet omdat ik iets tegen de Koreaan, Noord of Zuid, als zodanig heb, maar je zult toch in een als soevereine natie vermomde staatsgevangenis moeten wonen. Brrr. Ik ken de geschiedenis van de beide Korea's niet tot in detail, maar ik weet zeker dat Noord Korea sinds 1969 niet veel veranderd is. Dat jaar deed ik namelijk examen HAVO. Ja HAVO en zeg nou niet, zoals zovelen, dat de HAVO in 1969 niet bestond, want die bestond namelijk wel. Hoe had ik er anders op kunnen zitten na een dynamische loopbaan via de 5-jarige HBS aan het Raamplein en de 3-jarige HBS (met zesjarige cursus) in de Zocherstraat te Amsterdam?

Ik deed dus examen in 1969 (het was een experimentele HAVO, die als vlaggenschip van de Mammoetwet met argusogen werd bekeken). Op onze school, waarvan de achterzijde grensde aan het Vondelpark, deden 85 leerlingen eindexamen HAVO. Je moest wel enorm je best doen om dat niet te halen, want alle inspanningen waren er op gericht om het experiment te doen slagen. Daar kon je als examinandus je voordeel mee doen. Een kolfje naar mijn hand. Niet dat ik voor het schriftelijk en/of mondeling geen enkel boek had ingezien, maar waar zich een buitenkansje voordeed, greep ik het met beide handen. De leerkrachten waren, hoe zal ik dat netjes formuleren, tamelijk "loslippig", als u begrijpt wat ik bedoel. Met name de mondelinge examens werden hier en daar en daar en hier gekenmerkt door voorkennis. Ho, ho, er was beslist geen sprake van fraude, maar als je slim was kon je uit de goed gespeelde zogenaamd argeloze mededeelzaamheid van sommige docenten vrij aardig opmaken waar het examen zo'n beetje over zou gaan.

Een dag voor mijn mondeling examen geschiedenis liep ik juffrouw Van den Heuvel tegen het lijf, waarschijnlijk de aardigste docente geschiedenis uit de geschiedenis. Ze had een breekbare gezondheid en ze droeg een ring met fascinerend flonkerende diamant om één van haar smalle vingers. Dit is een beschrijving die nergens op slaat, maar zo herinner ik mij haar nu eenmaal: dat kwetsbare lichaam en de tintelende ring die als het ware haar sterke ziel weerspiegelde. Want geloof maar dat we respect hadden voor juffrouw Van den Heuvel, al was het maar omdat ze in het verzet had gezeten. Maar zaken zijn zaken, dus toen ik haar, vlak nadat ik met een paar mede-leerlingen zegge en schrijve één biertje had gedronken, een dag voor mijn mondeling tegenkwam en zij op mijn net iets te zwierige groet reageerde met een geschrokken "Je hebt toch niet gedronken?" schakelde ik onmiddellijk over naar de teutstand. "Juf, ik kan het n-n-niet meer a-h-aan," lispelde ik. Ze legde een hand op een van mijn schouders, kneep lichtjes in het weerbarstige jongensvlees en zei op samenzweerderstoon: "Als ik jou was, zou ik Israël nog eens doornemen. En Korea." Ik weet niet of ze knipoogde voordat ze doorliep, maar zo voelde het wel.

Daarom weet ik dat Noord Korea al sinds 1969 onder de knoet van een Kim zucht. Kim Il-Sung was in mijn examenjaar al jaren aan de macht. Hij had weliswaar de aanvankelijk voor Noord Korea zo succesvol begonnen oorlog tegen het zuiden (en de Amerikanen) verloren, maar dat maakte in eigen land niet uit. Daar werd gewoon de geschiedschrijving aangepast en zo leren de Noord Koreanen al meer dan een halve eeuw dat de Grote Leider Kim Il Sung het westen een vernietigende slag heeft toegebracht en als glorieuze overwinnaar tevoorschijn is gekomen uit een oorlog die merkwaardig genoeg geen vierkante meter terreinwinst heeft opgeleverd. Maar wel veel armoede, hongersnood zelfs. Toch weerhoudt dat jaarlijks miljoenen Noord Koreanen er niet van om een bezoek te brengen aan het mausoleum waar hun 'Eeuwige President' zijn laatste rustplaats heeft gevonden. In een lezenswaardig reisverslag van Bettine Vriesekoop las ik dat je niet alleen verplicht bent om bloemen bij dat mausoleum te leggen, maar dat de staat ook heeft uitgemaakt waar je die bloemen moet kopen en van welke soort ze zijn. U raadt het al, het zijn Kim Il - sungia's (dit is geen grap), rode orchideeën die het enorme voorrecht hebben de naam van de Grootste Leider te mogen dragen.

Vorige week zag ik de zoon en opvolger van Kim Il Sung op televisie: Kim Jong-Il. Communisten of niet, de leiders in dat soort volksrepublieken bekommeren zich in de eerste plaats om hun dynastie en pas daarna om het belang van land en volk. Wat is-ie oud geworden, hè, de jonge Kim? Tijdje uit beeld geweest, omdat hij zo gezond als een vis was, althans volgens de Noord Koreaanse media. Nou, hij zag er afgetraind uit. Iets te zelfs, als je het mij vraagt. En dan dat slappe armpje. Maar laten we vooral niet ingaan op duivelse veronderstellingen over zijn gezondheid in de westerse media die, zoals iedere Noord Koreaan weet, onderdrukt worden. Kim junior sprak, zoals te doen gebruikelijk, niet zelf. Terwijl hij in zijn eentje achter een enorme tafel naar een zaal met geüniformeerde knipmesklonen zat te staren, werd namens hem het woord gevoerd. Zo kon hij heerlijk ontspannen luisteren naar zijn eigen geniale speech. Ik had niet het idee dat Kim bijzonder onder de indruk was van zichzelf. Toen de knipmesklonen een ovatie aanhieven voor weer zo'n fenomenale volzin van de Bijna Net Zo Grote Leider Als Zijn Vader, maakte Kim een afwerend gebaar. Alsof hij zeggen wilde: "Nou moeten jullie ook weer niet overdrijven, stelletje hielenlikkers." 

Ik keek naar de televisiebeelden, in gedachten ging ik terug naar 1969 en ik was als een kind zo blij dat mijn wieg in het Amsterdam van het Palingoproer, Provo, de grote bek en het kleine hartje heeft gestaan.

O ja, ik ben geslaagd, samen met 83 andere kandidaten. Eén meisje is gezakt. Eerlijk duurt het langst.