Zing met ons mee

Ik weet niet waarom, maar toen ik het bericht las over een wethouder die de leerkrachten van scholen in zijn gemeente oproept hun leerlingen twee coupletten van het volkslied in de koppies te stampen, moest ik denken aan een radioprogramma uit de oude doos. Het zal ongetwijfeld 'Zing met ons mee' hebben geheten, want het begon altijd met dat lied, ten gehore gebracht door drie of misschien zelfs vier klassiek geklede en gecoiffeerde heren, van wie ik mij nog twee namen kan herinneren: Dick Doorn en John de Mol. Senior voor de goede orde, John de Mol junior was de korte broek nauwelijks ontwassen toen pa's zoetgevooisde stem via de radiodistributie in honderdduizenden huiskamers klonk. "Zing, zing, zing, zing met ons mee, toe zing een liedje mee, kent u die wijsjes nog van vroeger, zing met ons mééé'." Ach ja, nostalgie kent geen tijd.

Ik las dat een of andere leerkracht heel gevat opmerkte dat je de kinderen beter iets over de Tweede Wereldoorlog kunt bijbrengen dan hen te verplichten onmogelijke zangregels als "Uw dienaar t'aller stond" uit het hoofd te leren. Wat een onzin! De leukste liederen vond ik altijd die waarvan ik de ballen snapte. Signor Abata, Io sonno, Io sonno, Io sonno amelate." Prachtig! Ik weet niet eens of ik het goed schrijf, maar ik zong het uit volle borst mee. We hadden thuis een ep'tje waarop Richard Tauber liederen uit de operette 'Das Land des Lächelns' van Franz Léhar zong. Aangezien ik nog niet op de middelbare school zat, was mijn Duits niet je dat, maar dat kon de pret niet drukken. Ik hoorde niet alleen een prachtige stem, maar ook woorden die mij half bekend voorkwamen (wist ik veel dat Duits en Nederlands aan elkaar verwant zijn) en die de teksten alleen maar aantrekkelijker maakten. Kinderen willen niet alles begrijpen. Juist het mysterieuze fascineert hen. Dat hoort zo'n leerkracht toch te weten.

Ik heb het volkslied op de lagere school geleerd. Twee coupletten, maar ik moet eerlijk toegeven dat ik als volwassene "Mijn schild ende betrouwe" heb moeten bijspijkeren. De meester die ons het Wilhelmus leerde, hamerde er op dat we in het eerste couplet niet mochten zingen "De ko-ho-ho-ho-ning van Hispanië he-heb ik altijd geëerd". Nee, het was "De ko-ho-ho-ho-ning van Hispanië hebikaltijd geëerd". Daar maakte hij echt een punt van. Maar wees gerust, we leerden ook rekenen hoor. 

Begin jaren tachtig was ik als enige Nederlandse sportverslaggever bij het WK handbal voor mannen in de C-groep, dat in Italië werd gehouden. Nederland speelde in het idyllische Zuid-Tiroolse stadje Brixen/Bressanone. Voor aanvang van de eerste wedstrijd (de tegenstander ben ik vergeten) werden de volksliederen van de opponenten ten gehore gebracht. Toen Oranje aan de beurt was, knalde een door een verdienstelijke operazanger met stengunsnelheid vertolkte Engelse versie uit de luidsprekers in de sporthal. Wilhelmus van Nassouwe was getransformeerd tot William of Orange en die had zo te horen ongelooflijke haast. Hij leek wel een rapper avant la lettre. De handballers van het Nederlands team moesten zich op de binnenkant van de wangen bijten om niet huilend van het lachen het publiek tegen zich in het harnas te jagen. Op de perstribune probeerde ik met gekke bekken de mannen tot een lachstuip te bewegen, maar ze bleven pal staan.

Het kan geen kwaad nieuwe generaties de enig juiste interpretatie van ons volkslied te leren. Nu staan we elke interland voor joker, omdat het Oranjelegioen steevast voor de muziek uit loopt. Dat hoort niet bij een beschaafd volk. Bekentenisje: Als de nationale hymne wordt ingezet, mompel ik wel eens: "Wil Helmus van Nassouwe zich naar het tweede perron begeven?" Doe ik al jaren. Weird.

Hoogtepunt in de volksliederenhistorie vind ik het moment waarop een uitverkocht Thialf, ter ondersteuning van de zojuist Europees of Wereldkampioen geworden Gunda Niemann, besloot mee te zingen met het Duitse volkslied. Duizenden Hollandse kelen zongen met veel gevoel "Deutschland, Deutschland über alles." Gunda was na afloop bijzonder ontroerd. Ik hoopte dat ze in gebroken Nederlands heel naïef zou opmerken: "Ich vind es vooral so fain vor main opa, die langere tijd in Holland heeft verbleben." Maar zover kwam het niet.