Een poging tot dialoog

Op uitnodiging van de Stichting Islam en Dialoog begaven mijn echtgenote en ik ons afgelopen vrijdagavond aan boord van de salonboot Prins van Oranje, die ter hoogte van het gemaal De Blocq van Kuffeler geduldig lag te wachten op gasten van alle gezindten. De stichting, die in 1998 door hoogopgeleide Turkse Nederlanders is opgericht, heeft als doel het stimuleren van de dialoog tussen alle bevolkingsgroepen. Voorwaar, een nobel initiatief. Wij gaven dan ook met veel plezier gehoor aan de uitnodiging om, onder het genot van Ashoera pudding, in dialoog te gaan. En we lieten ons graag verrassen met wie dat zou zijn. De betreffende pudding werd voor het eerst bereid en gegeten op de Ark van Noach, tenminste de islamitische versie ervan. Toen het water zich begon terug te trekken, werd van het schaarse voedsel dat nog aan boord was Ashoera of Noachs pudding gemaakt. Moslims gedenken die dag door Ashoera pudding met anderen te delen.

Het was druk op de Prins van Oranje. Na een kopje koffie beklommen de vele gezindten een glanzende, houten trap die naar een ietwat benauwde om niet te zeggen bloedhete zaal leidde. Nadat de circa tweehonderd gasten waren verwelkomd, was het tijd voor een rij sprekers. De dialoog moest nog even geduld hebben. Een ceremoniemeester, die mij voorkwam als een islamitische uitvoering van Groucho Marx, maar dan met een heel ander gevoel voor humor, kondigde de redenaars met de telkens terugkerende opwekking "graag een daverend applaus" aan. Het was een hele zit. We luisterden naar een Almeerse wethouder, een Utrechtse pastor en een mevrouw van het Humanistisch Verbond. De uitgenodigde vertegenwoordiger van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam was helaas verhinderd, aangezien Ashoera dit jaar uitgerekend op sjabbat viel. De wethouder was er vooral vanwege de subsidie, zo bleek. De gemeente Amsterdam had besloten een jaartje over te slaan. "Dan maar naar Almere," verzuchtte één van de gastheren door de microfoon. Er ging een licht gegêneerd "oooh" door de zaal. De sprekers debiteerden de onvermijdelijke politiek correcte frasen waar ik het helemaal mee eens ben, maar waarvan ik na korte tijd onbedaarlijk moet gapen. Nou ja, je moet iets over hebben voor een goede dialoog.

Na de toespraken was het tijd voor cabaret. Rachid Larouz, een onvervalste Amsterdammer van Marokkaanse afkomst, vergastte het puffende publiek op een stand up comedy, die naar later bleek het hoogtepunt van de avond was. Googel die naam en ga naar een optreden, zou ik u willen adviseren. Een spontane jongeman met een aanstekelijk gevoel voor humor. Na hem betrad zowaar Freek de Jonge de zaal. Hij schijnt een goede band met de stichting te onderhouden, vandaar. Echt cabaret bracht Freek niet. Het was meer een praatje en praten kan Freek als de beste. En passsant kielhaalde hij even Peter R. de Vries, die er toch niet bij was, dus what the hell...

De Prins van Oranje gleed statig naar een mij onbekende bestemming, want het was te donker om te kunnen waarnemen waar wij ons bevonden. Het water was zo glad dat het haast wel leek alsof het schip niet voer, maar een onmiskenbare brandstoflucht en het voorbijglijden van verlichte objecten bewezen het tegendeel. Ik begon nu toch wel een beetje ongeduldig te worden, want we zaten al ruim een uur aan boord en dialoog ho maar. Toen Freek was uitgebabbeld, werd hem verzocht plaats te nemen in een panel, dat verder bestond uit een vertegenwoordiger van de stichting en mevr. Els de Groen, voormalig Europarlementariër voor de lijst van klokkenluider Paul van Buitenen. Zij is thans als kleine zelfstandige werkzaam in het Europarlement. Presentator 'Groucho Marx ' raakte helemaal in zijn element. De zaal mocht in dialoog treden met de panelleden. Hoewel. Nou ja, niet echt in dialoog. De zaal mocht vragen stellen. Na elke vraag kreeg één of meer panelleden de gelegenheid een monoloog uit te spreken. Discussie was verboden. Met name mevr. De Groen hoorde zichzelf graag spreken. Ik, ik, ik, ik, ik en daarna ben ik gestopt met tellen.

Freek begon op de hem karakteriserende wijze, namelijk bedachtzaam formulerend vanuit de huig met veel euh's, een omstandig betoog over het feit dat het dogmatische deel van de islam niet voorbij kan gaan aan onze open samenleving. Toen hij uitgesproken was, vroeg een vriendelijk ogende autochtone meneer in de zaal het woord. Groucho Marx haastte zich de man aan een microfoon te helpen. "Ik ben con rector van een katholieke scholengemeenschap in Utrecht en ik vind wat Freek de Jonge over de islam zegt beschamend kortzichtig," begon de man. Het woord werd hem onmiddellijk ontnomen, al was Freek nog wel zo sportief om in een korte reactie duidelijk te maken dat hij niet de hele islam bedoelde. Natuurlijk niet! Gekkie! Hij had het over de fundamentalistische islam. "Ik wil hier niet euh de geschiedenis in gaan als racist," sprak Freek vanuit de huig.

Ondertussen was een jonge moslima gaan staan. Ook zij wilde een vraag stellen, maar Groucho zag haar voortdurend over het hoofddoekje. Geduldig bleef zij wachten tot ze zou worden opgemerkt, tot zij opeens voorbij werd gebaggerd door een man die haar vrijwel letterlijk terzijde schoof om zijn eigen vraag aan het panel te stellen. De zaal werd een beetje onrustig. Ik keek eens op mijn horloge. We waren al onderweg terug naar de aanlegsteiger en ik had nog geen dialoog gezien of gehoord. Eindelijk kwam de jonge moslima aan het woord. Zij had een vraag voor de Europarlementariër. Waarom heeft het Europees Parlement Israël niet veroordeeld, wilde zij weten. Ha, daar wilde mevr. De Groen graag op antwoorden. Het was heel simpel. Driehonderd christendemocraten waren te laf en te hypocriet om die terechte veroordeling uit te spreken. Naast ons zat een ouder joods echtpaar. We keken elkaar eens aan. "Die voelt zich nogal verheven boven driehonderd andere Europarlementariërs," fluisterde ik. De man knikte en mompelde: "Wat zou je doen als er raketten op je werden afgevuurd?" Het was mijn eerste dialoog van de avond.

Na de paneldiscussie klom iedereen weer naar beneden waar de Ashoera pudding wachtte. Mijn echtgenote vertelde later in de auto dat de joodse mevrouw op de houten trap in het kort haar levensgeschiedenis had verteld. Zij had haar ouders nooit gekend, omdat ze als kind bij een onderduikadres was afgegeven. En verder was haar hele familie uitgeroeid. Geen ooms, geen tantes, geen neven, geen nichten... Niemand. Wel kinderen gelukkig. "We vertrekken morgen voor drie maanden naar Israël," zei meneer. Ik wenste hen in stilte veel plezier en weinig raketten.

"Hoe smaakt de pudding?" vroeg een vriendelijke Ashoeragast. "Heerlijk," antwoordde ik. En zo had ik zowaar twee dialogen gevoerd die bizarre avond aan boord van de Prins van Oranje.