De kapper van 117

We zitten in vak 117, mijn zoon en ik. Vlakbij een trap, wat wel zo comfortabel is. We hoeven ons namelijk niet al botsend en binnensmonds verontschuldigingen mompelend een weg naar die trap te banen als we even moeten plassen of als we voor de meute uit op jacht gaan naar een broodje kroket. Links naast mij zit een man van wie ik sinds kort weet dat hij Rob heet. Zijn gezin heeft een passie voor korfbal. Ik vind het wel zo prettig dat ik naast een beschaafd iemand zit. Ik denk dat het rechteroor van Rob niet honderd procent functioneert, want hij blijft altijd stoïcijns naar het speelveld kijken tijdens het doorlopende commentaar dat ik geheel ongevraagd tweemaal drie kwartier plus extra tijd verzorg.

Achter ons zit een man van middelbare leeftijd met het goedmoedige uiterlijk van de ideale opa. Het schijnt dat hij kapper is in een plaatsje onder Utrecht. Of boven de Domstad, het hangt er maar net vanaf vanwaaruit je naar dat plaatsje kijkt. De man is nogal fanatiek en dan druk ik mij gematigd uit. Goeie genade! Zodra het eerste fluitsignaal klinkt, verandert er iets in hem. Een beetje als bij dr. Jekyll en Mr. Hyde, zij het dat onze kapper zich uitsluitend van verbaal geweld bedient.

Maar dat liegt er dan ook niet om. Mikpunt van onze kapper is steevast het arbitrale trio. Voorts wil hij nog wel eens uithalen naar een tegenstander van Ajax die de euvele moed heeft één van de godenzonen op het snel verdorrende thuisgras in de Arena de voet dwars te zetten. Het gebeurt slechts zelden dat hij een Ajaxspeler bekritiseert en als het al eens zover komt, klinken zijn opmerkingen vergoelijkend, alsof hij het tegen een beminde kleuter heeft.

Tijdens Ajax - FC Utrecht viel er niet zoveel aan te merken op de wedstrijdleiding. Niettemin schold onze kapper de dichtstbijzijnde assistent scheidsrechter achtereenvolgens uit voor "schele" en "bloedkop". Bij die laatste kwalificatie probeerde ik mij voor te stellen dat ik in de kappersstoel zat en opdracht gaf voor een scheerbeurt. "Bloedkop!" Misschien kunnen we dit uitwerken als horrorscenario.

Ook de scheidsrechter moest er, zoals gewoonlijk, aan geloven. Toen de man op aangeven van zijn assistent voor buitenspel tegen Ajax floot, schreeuwde onze achterbuurman: "Hé blinde, je bent blind." In het dagelijks leven zou hij zoiets nooit zeggen, dunkt mij, want het zou niet nodig zijn en in feite een beetje wreed. Een blinde weet heus zelf wel dat hij of zij blind is. Maar ja, het is voetbal en dan geldt een andere logica.

Wat ik eerlijk gezegd wel geestig vond was de opmerking die de kapper richting de doelman van FC Utrecht maakte, toen deze een paar keer tegen een doelpaal trapte om de modder onder zijn kicksen kwijt te raken. "Hé vuile gek, blijf van die palen af," riep de kapper luid. En voor alle duidelijkheid voegde hij er aan toe: "Dat zijn onze palen!"

Nou ja, ik denk dat hij het niet slecht bedoelt. Het komt alleen een beetje ongelukkig zijn strot uit. En als er een doelpunt in het voordeel van Ajax valt, is hij de beschaving zelve. Nu ik erover nadenk, vraag ik mij af of het misschien aan die stoelen achter ons ligt dat er telkens van die kleurrijke figuren op terecht komen. Een paar seizoenen terug zat er een vriendenclubje uit de Alblasserwaard. Eén van de maten, die naar de bijnaam 'Kikker' luisterde, nam eens tijdens een Europese wedstrijd stomdronken met een fles stroh rum in zijn hand achter ons plaats. Die fles droeg niet bij aan zijn ontnuchtering. Om de één of andere reden voelde Kikker de behoefte om te pas en te onpas te gaan staan, hetgeen steeds meer irritatie wekte. "Ga nou toch zitten," riepen zelfs de soepelste supporters in zijn directe omgeving. Maar Kikker was met al die rum in het bloed niet te houden. Tot er een doelpunt voor Ajax viel. Terwijl het hele vak als één man overeind kwam, bleef Kikker zitten en met geheven vinger riep hij olijk: "Ga nou toch zitten!"