Met dank aan Mart

Mijn werkgever gaf een feest in het Kurhaus. Avondkleding, smoking, enfin geheel en al in stijl. In een familiehotelletje op twee minuten loopafstand van het Kurhaus hadden mijn echtgenote en ik logies gevonden. Een ruime kamer met zitje en koelkast voor nog geen tachtig euro. Soms klopt alles. We wandelden op ons gemakje naar het monumentale gebouw aan het strand van Scheveningen. Voor de ingang was een schaatsbaantje neergezet waarop enthousiaste jongelui rondjes draaiden. Van belendende terrassen keken ouderen vertederd toe.

Het feest was perfect. Van Velzen, Froger, heerlijk eten, dito drinken en vooral ook ruimte voor iedereen. Ik heb een hekel aan feestlocaties waar je je derrière niet kunt keren en waar je, als gevolg van oorverdovend lawaai, voor de communicatie op gebarentaal bent aangewezen. We zijn niet zulke plakkers, mijn echtgenote en ik, dus rond middernacht besloten we dat het genoeg was geweest. We verlieten het Kurhaus, snoven de frisse Scheveningse nachtlucht op en zagen dat het wel bijzonder gezellig was op de terrassen naast de schaatsbaan. We keken elkaar eens aan en even later namen we plaats op het verwarmde terras van een restaurant met een Zuid-Europese naam. De avondjurk van mijn echtgenote vormde een prachtig contrast met het saaie grijs van het meubilair en hetzelfde gold voor de ruime overjas die precies voldoende van mijn smoking onbedekt liet.
Een ober snelde toe en nog geen twee minuten later zaten we aan de witte wijn. Mijn glas was nauwelijks leeg of daar verscheen de ober weer. Hij keek mij doordringend aan, boog toen ik nog een rondje bestelde en maakte zich uit de voeten. Het duurde nauwelijks een minuut of hij keerde terug met de wijntjes en zijn baas. Merkwaardig, dacht ik. Zouden ze nog nooit een man in smoking hebben gezien? Al gauw kwam de aap uit de mouw: ober en baas hielden mij voor een bekende Nederlander. De baas informeerde of alles naar wens was. Hij gebaarde naar de schaatsbaan en zei met een olijke twinkeling in de ogen: "Dat is nog eens iets anders dan Thialf, nietwaar?" Opeens wist ik voor wie hij mij hield, want ofschoon ik zelf de gelijkenis niet zie, word ik soms door mensen aangesproken die in mij een broer van Mart Smeets herkennen. Het gebeurde me een tijdje terug bij de supermarkt. Een man hield mij staande en zei: "Ik wil het u toch een keer zeggen. U lijkt sprekend op Mart Smeets." Los van de vraag of ik daar nou verguld mee moet zijn, had ik op dat terras in Scheveningen de kans om er munt uit te slaan, want de baas van de tent voegde mij op samenzweerderstoon toe: "Een speciale wijn van het huis." Nou, dat proefden we. Zalig gewoon. "Heb jij missschien nog zin een hapje?" vroeg ik mijn echtgenote. Dat leek haar een goed idee. De baas spreidde zijn armen en zei: "Zal ik iets lekker voor u maken?" Nou graag!
Toen hij uit zicht was, probeerde ik mij de gezichtsuitdrukking van Mart Smeets voor de geest te halen. We hebben op dezelfde middelbare school gezeten, dus ik ben al tientallen jaren gewend aan die lichtelijk arrogante kop waar een vleugje onzekerheid achter schuil gaat. Daar verscheen de baas van het restaurant weer ten tonele. Hij had een prachtige schotel in zijn handen waarop een keur van Italiaanse delicatessen was gedrapeerd. Met een zwierig gebaar zette hij het serviesgoed op ons tafeltje. Ik keek minzaam op zijn Marts en ik hief mijn glas, zoals ik het Mart aan het eind van zijn talkshow tijdens de Tour de France zo vaak had zien doen. De restaurantbaas verdween met een gelukzalige glimlach in zijn restaurant. Ik genoot van de wijn, het hapje en het bekende Nederlander zijn.
De rekening was er niet minder gepeperd om. Wat dat betreft was onze van origine Zuid-Europese gastheer meer dan voortreffelijk geïntegreerd.