Klasgenootje voor het leven

Ze heette Donata, ze was enig kind en zelfs het stoerste jongetje van de klas viel voor haar zachtmoedigheid. Donata, geschenk van God, voor ouders die misschien niet meer op een kind gerekend hadden. Een bescheiden, spontaan meisje dat met haar vriendinnetjes rolschaatsend, touwtje springend, kaatsen ballend en kwebbelend van de jaren '50 naar de jaren '60 in Amsterdam West zweefde. Op een dag in het staartje van de kerstvakantie stond de moeder van Joke van Wijk bij ons voor de deur. Ze was gekomen om te vertellen dat Donata in de nacht van Oud op Nieuw was overleden. Niet als gevolg van een ongeluk met een bus, maar door een hersenbeschadiging, een kortsluiting die hoogst zelden bij kinderen in de lagere schoolleeftijd voorkomt.

 

Mijn moeder reageerde zoals alle moeders zouden doen: ontsteld. Tot mij drong het nieuws slechts in beperkte mate door. Mijn klasgenootje was dood, maar ik kon mij er niets bij voorstellen. Er was geen crisisteam dat zich over de klas ontfermde. Dat deden de juffen en de meesters en ik heb er geen trauma aan overgehouden. Twee kinderen uit de klas werden afgevaardigd naar de crematie, die in Driehuis Westerveld plaatsvond. Die eer viel Bartha en mij te beurt. Met juffrouw Van der Sluis en meester Frenkel togen we naar het crematorium, een hele reis in die tijd. Het was daar dat ik voor het eerst peilloos verdriet zag, de naakte wanhoop van mensen wier leven, met dat van hun oogappel, gebroken was. Ik herinner mij een opa die door de condoléanceruimte ijsbeerde en zich telkens hardop afvroeg waarom de lieve heer niet hem genomen had in plaats van zijn kleindochter. Bartha en ik liepen er wat beteuterd bij, denk ik.

Een paar jaar geleden werd een reünie georganiseerd voor de leerlingen die zes jaar op de Hillegomschool bij elkaar in de klas hadden gezeten. Van afgestudeerde kleuter tot teenager. De bijeenkomst werd verrassend goed bezocht. Daar stonden we, beginnende zestigers die soms moeite moesten doen in elkaar dat sprieterige meisje of dat pre ritalin wilde jongetje van toen te herkennen. Tijdens de reünie bleek dat we allen één ding gemeen hadden: de herinnering aan Donata. Haar dood was misschien geen trauma, maar wel een onuitwisbaar moment dat na vijf decennia nog altijd in het geheugen van al die klasgenoten van weleer stond gegrift. We herdachten Donata en het frappeerde mij dat zij, voor mij althans, de enige was die de tand des tijds had doorstaan. Ik kan mij haar niet voorstellen als volwassen vrouw. Steeds als ik aan haar denk, zie ik dat goedlachse meisje, met haar vriendinnetjes onbekommerd rolschaatsend naar een zonnige toekomst.

Tijdens de reünie hoorde ik dat de moeder van Donata nog regelmatig naar de school liep om haar dochtertje af te halen. Ik denk aan tweeëntwintig moeders en vaders in België en Nederland die ontroostbaar zijn. Aan opa's die aan de lieve heer vragen waarom zij niet de plaats van hun kleinkind mochten innemen. Aan klasgenootjes die over vijftig jaar een reünie houden waar de herinnering aan nu opnieuw tot leven komt.