De Sint als baken

Ik zat geamuseerd naar de intocht van Sint Nicolaas te kijken. Och, wat een stress in Dordrecht! De Pieten waren zoek en ook Sint viel nergens te bekennen. En waar was de burgemeester van Dordrecht? In ieder geval niet waar hij moest zijn: op de kade waar live verslaggever Jeroen steeds nerveuzer werd. Vanuit de studio deed Dieuwertje, die lieve, lieve Dieuwertje, de ene na de andere onheilstijding. De stuurhut van de stoomboot was verlaten en het verhaal ging dat het schip de verkeerde kant op voer. Wat moest daar nou van worden? Geen Pieten, geen Sint en een stoomboot die steeds verder van Dordt weg dreef. Een intocht zonder de gekleurde adviseurs van Sinterklaas (Piet is allang geen knecht meer) is uit den boze, zo bezwoeren Jeroen en Dieuwertje ons. Aha, daar verscheen eindelijk de burgemeester. Niet de belangrijkste speler, maar het was een begin. Hij arriveerde in een rode sportauto met het cijfer 1 er op. En hij had zijn ambtsketen om. Jeroen slaakte een zuchtje van verlichting. Niet meer dan dat, want veel belangrijker dan de aanwezigheid van de eerste burger waren de whereabouts van Sinterklaas.

 

Jeroen stelde voor te gaan zingen, want elke Nederlander kent de magische aantrekkingskracht van een Sinterklaasliedje op de goedheiligman. Als we het echt niet meer weten, heffen we gewoon Zie ginds komt de stoomboot aan en dan wendt zelfs het meest stuurloze schip de steven en koerst het op het geluid van duizenden kinderkeeltjes af. Zo gezegd zo gedaan. Jeroen bleek over een prettig stemgeluid te beschikken en ook de burgemeester zong een verdienstelijk partijtje mee. En ja hoor! Daar verscheen, als bij toverslag, een armada van kleine stoomboten waarop tientallen zwarte Pieten dartelden. In hun kielzog stoomde het moederschip met Sinterklaas op naar de plek waar Jeroen en de burgemeester stonden te popelen om als eersten Sint Nicolaas en zijn gevolg op Nederlandse bodem te verwelkomen.

Weldadig. Dat is het woord. Het voelde als een oude, vertrouwde jas die in koude vijftiger jarennachten door mijn moeder over mijn bed werd gedrapeerd. Hier jongen, ga maar lekker slapen, het is koud buiten, maar daar heb jij geen last van. De bloemen vroren aan de ruiten, de lucht kraakte, mijn vader stortte nog een kitje kolen in de smeulende kachel en ik had geen weet van de Koude Oorlog, de Suez Crisis, WO II trauma's en de moeite die mijn ouders hadden om de eindjes aan elkaar te knopen. Mijn wereld was veilig, een winterjas over twee dikke wollen dekens en een warme nachtzoen.

Sinterklaas had op geen beter moment kunnen komen. Europa kraakt, De Wereld Draait Dol en zelfs Pauw & Witteman hebben even geen antwoord. En dan staat die eeuwenoude heilige op. Monter, goedgemijterd, recessiebestendig, een vertrouwde, dikke winterjas. Het is net alsof dit keer niet alleen de kinderen zich in de magische uitstraling van Sinterklaas willen schurken. Iederéén kan wel wat Sintelijke warmte gebruiken. Ik zag het aan de ouders in Dordrecht, die zich gretig lieten terugvoeren naar hun kindertijd. Ik zag het aan Dieuwertje en aan Jeroen. Ik zag het aan de burgemeester van Dordrecht. En ik zag het aan mezelf. Weldadig. De mythe, de magie. De simultane aankomst in tal van steden, stadjes en dorpen zonder dat ook maar iemand zich afvroeg hoe Sinterklaas op zoveel plaatsen tegelijk kon zijn. Domme vraag namelijk, want Sinterklaas kan alles. Hij kan op een paard over de daken rijden en dat op zijn leeftijd! Probeert u het maar eens in een manege. Hij blijft zelfs rotsvast in het zadel zitten als wij de wind door de bomen horen waaien. En hij klopt op een en hetzelfde moment bij honderdduizenden huishoudens aan.

De Sint is een baken, een kompas. Als je hem nodig hebt, staat hij er. En o, wat hebben we hem nodig, die lieve goede Sint.