De Italiaan in ons

Gek zijn we, maar leuk gek. Eén overwinning op Italië en we zijn niet meer te houden. Wij Nederlanders, het nuchtere volk van de duinen en de dijken, van de soberheid en de zuunigheid, van de koppen die over het maaiveld rollen, van rooie rakkers en oranje kakkers... Allemachtig, wat een stelletje dwazen zijn wij.

De triomf op de Azzurri heeft meer dan alleen maar massavreugde teweeg gebracht. Er is sprake van een gedaante(ver)wisseling. Wij zijn de Italianen van het noorden geworden, althans de super chauvinistische, opgewonden standjes waarvoor wij sinds jaar en dag de Italianen verslijten. Hoe vaak hebben we niet vertederd kunnen glimlachen om die knotsgekke inwoners van de Europese laars, die bij het minste of geringste hun emoties de vrije loop laten? Ha, ha, beetje kinderachtig, tikkeltje gênant zelfs.

Nou, wij zijn nog erger. Wij gaan met drie puntjes al helemaal uit ons dak. En we zijn steenrijk ook, zelfs naar Europese begrippen. Hoe is anders te verklaren dat vrijdag een stuk of 60.000 (zegge: zestigduizend) geheel in oranje lappen, hoeden en petten gehulde landgenoten, zwetend onder rood-wit-blauwe schmink, in Bern neerstrijken om daar de interland tegen Frankrijk NIET IN HET STADION te volgen? Honderden kilometers reizen om een voetbalwedstrijd op een beeldscherm te zien. Dan ben je toch wel hartstikke gestoord!

Maar het gaat ook eigenlijk veel verder dan louter voetbal. Oranje is carnaval. Het voetbal is al bijna bijzaak geworden. Zo'n zege als die op Italië is mooi meegenomen. Die verhoogt de feestvreugde, maar het feest was al begonnen voor er een bal getrapt was. 

En bijna niemand ontkomt aan de Oranjegekte. Okay, er zijn mensen die wel heel ver gaan. Zo zag ik vanochtend een van ouderdom klepperende personenauto voorbijkomen waarop maar liefst vier oranje vlaggen wapperden. Zullen we even afspreken dat als u zo'n auto tegenkomt ik er in ieder geval niet in zal zitten? Toch vond ik vorige week in mijn schuur een paar Oranjeklompen. Ze dateerden weliswaar van 1988, maar daar gaat het niet om. En ik heb ook zo'n Heinekenhoed, al heb ik geen flauw idee hoe ik er aan gekomen ben. Wel weet ik dat ik in 1988 en de jaren daarna een tijdje Oranjesnuisterijen heb verzameld. Niet als collectioneur hoor, maar gewoon in het wilde weg.

Ik wil maar zeggen: eigenlijk zijn we altijd gek geweest. Ik was twintig jaar geleden al een Italiaan, maar het duurde twee decennia voor ik het besefte. En na die ongelooflijke, prachtige, magnifieke, weergaloze en door de media eindelijk eens kritiekloos onthaalde wedstrijd tegen Italië weet ik ook dat Italianen nuchtere, sportieve en deskundige mensen zijn. De Italiaanse commentator wist meteen dat het eerste doelpunt van Oranje niet in buitenspelpositie was gescoord, hij onderkende het gevaar van Giovanni van Bronckhorst toen die opkwam om de tweede treffer voor te bereiden en toen Sneijder de doelman had gepasseerd, was hij de eerste om te erkennen dat die aanval een applaus waard was. Onze beste commentator, Frank Snoeks, zat toen nog te jodelen alsof er een heet strijkijzer in de lederhosen was gevallen.

Qua nuchterheid blonk Roberto Donadoni uit. De bondscoach van Italië bleef volmaakt kalm onder de geselende kritiek van de Italiaanse media. Roberto had een heel andere wedstrijd gezien dan de meeste Nederlandse deskundologen. Het krachtsverschil was een stuk kleiner dan uit de score bleek. Zijn analyse van de wedstrijd sprak mij heel wat meer aan dan het hysterische gekrijs van onze nationale voetbalanalistenelite. Die hees zelfs Joris Mathijsen op het schild, terwijl toch iedereen had kunnen zien dat hij twee keer als laatste verdediger voorbij was gelopen alsof alleen Van der Sar er nog stond.

Daar word ik toch een beetje ongedurig van met het oog op vrijdag. Maar ach, een kniesoor... Want zelfs als het tegen de Fransen een zeperd wordt, hebben we altijd nog Roemenië.