Met de beste bedoelingen

De overbuurman.
Kijk, nou doe ik het ook. Nou lucht ook ik mijn hart over wat dat arme kind is overkomen. Geef ook ik toe aan de behoefte die gevoelens van totaal onbegrip en verbijstering naar buiten te brengen. Alsof de nabestaanden van het meisje er ook maar iets aan zouden hebben. En toch glijden mijn vingers over de toetsen, zoekend naar woorden die passen bij een drama dat het bevattingsvermogen ontstijgt, maar ook naar een verklaring voor de orkaan van reacties die het teweeg heeft gebracht.

Ik bevind mij in het gezeslchap van Carice van Houten en Ruud de Wild. De Telegraaf heeft een artikel gewijd aan het verdriet van BN'ers. Op de website van de krant kun je een videoboodschap van Carice aanklikken. Heb ik nog niet gedaan, ook al vind ik Carice niet alleen een goede actice, maar lijkt zij mij ook een lieve meid. Alle Nederlanders, inclusief de onbekende, sturen met de beste bedoelingen hun reacties op de moord de wereld in. Je kunt dat gênant vinden, maar wat is er eigenlijk zo erg aan? Stel dat deze exceptionele misdaad had plaatsgevonden in het internet- en mobiele telefoonloze tijdperk, zouden de reacties dan anders zijn geweest? Nee, natuurlijk niet. Mensen zouden net als nu de behoefte hebben gehad hun onbegrip en verbijstering met anderen te delen. Het zou alleen op een veel kleinere schaal zijn gebeurd, omdat het beperkt zou zijn gebleven tot de dagelijkse gesprekken met collega's, buren, vrienden en kennissen. Nu is er een dimensie die het mogelijk maakt de hele wereld van je gemoedstoestand op de hoogte te stellen. maar die reacties zijn niet wezenlijk veranderd.
De nieuwe media hebben van de wereld één groot open boek gemaakt. Het internet, een zee van informatie die in zichzelf uitmondt, dwingt traditionele media als krant, radio en televisie bot boven op het nieuws te zitten. Het uitgangspunt daarbij is niet meer welke waarde een redactie aan het onderwerp toekent, maar hoe het bij het publiek aanslaat. Twitter en internet zijn mede bepalend voor de vraag of de NOS een rechtstreekse verbinding tot stand brengt in de straat waar het meisje woonde en vermoord werd. En dat levert infantiele verslaggeving op met journalisten die niet weten wat ze moeten zeggen, omdat het echte nieuws in twintig seconden kan worden verteld. Ze staan in een straat naar een zorgvuldig afgeschermde tuin te kijken en het enige wat ze kunnen doen is beschrijven wat wij zelf ook zien: een afgeschermde tuin waarin naar het stoffelijk overschot van de twaalfjarige wordt gegraven. Wat valt er verder over te zeggen? En als bekend is dat het lieve kind in de tuin van de overbuurman is gevonden, is ook dat nieuws in een paar zinnen gebracht. Dus dan maar naar de school van het slachtoffer om aldaar naar de bekende weg te vragen. Heb je haar gekend? Ja, ik heb haar gekend, zij het niet als vriendin. Maar het is evengoed verschrikkelijk.
En de vader en moeder hebben slachtofferhulp. Alsof dat nieuws is. Maar we zuigen elk detail op, ook al ligt het nog zo voor de hand, want we hebben die details nodig om de publieke emotie te voeden.
Dat is geen schande, het is gewoon deze tijd. En het ontneemt ons geenszins de mogelijkheid om ook als individuen, buiten het eeuwige licht van de nieuwe media, een traantje te laten om het lot van een meisje van twaalf.