Herinneringen aan de bof

Vroegûh was de bof een kinderziekte voor alle gezindten. Niks biblebelt. Ook in Amsterdam West, onder de goddelozen, kon de bof heersen. Nou ja goddelozen... Wij kinderen gingen naar de zondagschool, maar dat was geloof ik meer om onze ouders een paar rustige uurtjes te bezorgen. De bof! Die belachelijke benaming zette mij als kind op het verkeerde been. Je moest wel een geluksvogel zijn als je door die aandoening getroffen werd. Nou, toen het zover was dacht ik dat iemand een plamuurmes in m'n oor had gestoken. Eén wang werd dik, dat oor gloeide zowat van mijn kop en ik had ineens dermate hoge koorts dat ik als een dweil in het bed van mijn ouders werd gelegd. Huisarts Postma werd gewaarschuwd en hij zag het al gauw: de bof.

Mijn vader had een onbegrensd vertrouwen in dokter Postma. De medicus had weliswaar een infectie aan één van pappa's scheenbenen dermate onderschat dat op de betreffende plek nooit meer dan een dun bruin velletje wilde groeien en voorts had hij, Postma dus, een als gevolg van een aanrijding gewond dijbeen van mijn zus met grote creativiteit gekramd waardoor een foeilelijk litteken overbleef, maar mijn vader zwoer bij dokter Postma. Letterlijk kun je wel zeggen. "Hij is misschien niet zo handig, maar zijn diagnoses zijn altijd juist," oreerde mijn vader. Pas veel later begreep ik dat zelfs een blind paard nog wel in staat is een blindedarmontsteking vast te stellen.

Misschien had hij beter psycholoog kunnen worden, dokter Postma, want in dat opzicht had hij ontegenzeggelijk kwaliteiten. Ik spreek uit ervaring. Op een ochtend probeerde ik mijn moeder ervan te overtuigen dat ik te ziek was om naar school te gaan. Zij stelde al gauw de juiste diagnose: Fritsje is schoolziek. "Als je echt ziek bent, moet je naar dokter Postma," concludeerde zij. Waarschijnlijk rekende ze er op dat ik van die onderneming zou afzien, maar ik kende mijn grenzen als acteur nog niet, dus nam ik de handschoen op. Dokter Postma luisterde in zijn spreekkamer welwillend naar mijn klachten. Ondertussen slofte hij naar een vitrinekast waarin injectiespuiten van verschillende grootte lagen. Hij pakte de grootste er uit. Goeie genade, daar zou zelfs een olifant voor op de loop gaan! Dokter Postma keek mij peinzend aan, terwjil hij de spuit in zijn handen liet ronddraaien. "Tja, dus je voelt je echt ziek?" mompelde hij. Ik kon geen woord uitbrengen en staarde alleen maar vol afgrijzen naar dat enorme apparaat. Zelden zal iemand zo snel genezen zijn als ik op dat moment in die spreekkamer. Een beetje wreed eigenlijk, maar wel zo effectief.

Aan de bof kwam geen spuit te pas. Ik moest gewoon uitzieken. Een kind knapt in het algemeen razendsnel op en dan begint het feest pas voor de verzorgende ouder. Toen dat oor geen pijn meer deed en mijn wang zijn normale omvang had aangenomen, moesten er boeken komen om de lange dagen te breken. Mijn moeder ging soms tweemaal per dag naar boekhandel Domisse waar je voor een habbekrats in gemarmeerde kaften gestoken werken van jeugdlec- en literatuur kon lenen. Ik verslond die boeken. Hele series gingen er door. De wonderlijke avonturen van Bram Vingerling. De Katjangs. Hoe de katjangs op de kostschool van Buikie kwamen. De Vijf. Ik som op wat zich spontaan aandient. De Grasmatters en Hiep hiep hoera voor Akkerwoude had ik zelf. Die boeken zijn verloren gegaan, maar inmddels heb ik ze weer. Dankzij mijn lieve gade en het internet. Weemoed bespringt mij nu ik denk aan de katjangs. De broers Rolf en Bloemhof, van wie de laatste stierf. Ik weet niet eens meer waaraan, maar ik vond me dat toch een rotstreek van die schrijver! Bloemhof... Wat een prachtige naam. Waarom heet de Keukenhof niet Bloemhof? Dat begrijp ik dan weer niet.

De bof is over het algemeen een onschuldige kinderziekte. Je moet alleen geen complicaties krijgen. Die kreeg ik wel. Ik was binnen niet meer te houden en, volgens mijn moeder zaliger, werd ik te vroeg losgelaten. Ik betwijfel of dat de oorzaak van die complicaties was, maar ik ben blij dat ik toen niet wist welke blijvende schade ik er door kon oplopen. Jarenlang heb ik gedacht dat het diabetes was, totdat een bevriende huisarts mij corrigeerde met de volzin: "Nee, niet diabetes, je kunt er steriel door worden." Brrr. Dan hadden er drie prachtige mensen minder op dit ondermaanse rondgelopen. Gelukkig kwam ik er zonder verdere kleerscheuren vanaf.

En de mazelen? Appeltje eitje.